Landschap - Charles Quaedvlieg

Ga naar de inhoud
Landschapsschilderkunst
Na het overlijden van zijn jeugdige echtgenote, in 1852, vertrok Charles Quaedvlieg naar Rome. In 1854 arriveerde hij in de Eeuwige Stad en bleef daar, afgezien van een paar korte reizen, tot zijn overlijden in 1874 wonen. Die stad was in de 19de eeuw het internationale kunstcentrum bij uitstek, een ware smeltkroes van artistieke verworvenheden van alle Europese naties. Helaas zijn wij, door het ontbreken van correspondentie, slecht geïnformeerd over de sociale omgeving waarin de schilder verkeerde. Ook over de schilderijen die hij gedurende zijn eerste jaren in Rome en omgeving maakte is weinig bekend. Stellig was hij goed bevriend met de historieschilder Robert Alexander Hillingford (1828 – 1904) met wie hij samen het kunstenaarscarnaval van Cervaro (1856) schilderde en met wie hij mogelijk ook de Napels en omgeving bezocht.

Wij kunnen aannemen dat Quaedvlieg de ambitie koesterde om in de eerste plaats als historieschilder naam te maken; daarop wijst het schilderij van Saul bij de heks van Endor (1853). Het succes dat hij daarmee oogstte, maakte dat hij in hoog aanzien kwam te staan. Door de grote concurrentie en de geringe vraag naar historiestukken, die destijds als de hoogste vorm van kunst werden beschouwd, richtte hij zich evenwel hoofdzakelijk op de landschapskunst. Het vooral na 1820 bloeiende Italiaanse volksleven genre, is bij Quaedvlieg slechts met enkele werken vertegenwoordigd. In zijn eerste jaren in Rome maakte hij diverse kleine stadsgezichten.
 
Het valt te betreuren dat tot op heden geen studies direct naar de natuur (tekeningen, schetsboeken, of olieverfschetsen) zijn opgedoken. Die manier van oefenen was destijds de gangbare praktijk en dit soort werken wordt nu veelal (al dan niet terecht) als het beste werk van de schilders van zijn generatie beschouwd.
 
In Rome is de naam Quaedvlieg, in tegenstelling tot in Nederland, een begrip. De grootste faam geniet hij nu vanwege zijn panorama’s van de Romeinse Campagna, geschilderd met een bijna fotografische detaillering en een karakteristiek, ‘zuidelijk’, coloriet. Die landschappen zijn rijk gestoffeerd met landvolk, maar ook met waterbuffels, paarden en geiten. Hij bewijst op die manier ook een bekwaam dierschilder te zijn. Dergelijke langgerekte panorama’s vonden bij uitstek kopers onder de Engelse en de Amerikaanse toeristen, die in steeds grotere aantallen Rome kwamen bezoeken. Ook zijn rijk gedetailleerde voorstellingen van de Romeinse Vossenjacht horen in deze context thuis.
Terug naar de inhoud